Loonkost per gewerkt uur met 8% gestegen
Nettoloon per voltijdse werknemer daalde in 2020 met ruim 3%
- Tussen 2019 en 2020 nam de loonkost per effectief gewerkt uur met 7,9% toe. De totale loonkost die de werkgever per werknemer betaalde daalde echter wel (-2,15%)
- Nettoloon van een voltijdse werknemer daalde met 3,24%
- Drastisch minder gewerkte uren: in 2020 werd slechts 2/3 (67%) van de beschikbare uren effectief gepresteerd, terwijl dat in 2019 nog 3/4 was (75%)
- Werknemers presteerden 9,2% minder uren, het aantal overuren daalde met 12,1%
Brussel – Uit de cijfers van het sociaal secretariaat van Securex, partner in werkgelegenheid en ondernemerschap, blijkt dat de loonkost voor werkgevers per gewerkt uur door werknemers tussen 2019 en 2020 met 7,9% is toegenomen. De loonkost per werknemer en per voltijds equivalent verminderde in 2020, maar het aantal gewerkte uren daalde nog sterker (-9,2%). Heidi Verlinden, HR Research Expert bij Securex: “Belgische bedrijven wisten het afgelopen jaar de loonkost per werknemer te verminderen, maar omdat ze massaal beroep deden op tijdelijke werkloosheid steeg de loonkost per effectief gewerkt uur alsnog. Zo komt de internationale competitiviteit van onze bedrijven mogelijk toch in gevaar. Zowel werkgevers als werknemers hebben vorig jaar moeten inleveren, maar tot dusver hebben de meeste mensen daardoor wel hun job kunnen behouden.”
Uit cijfers van Eurostat blijkt dat België de derde hoogste loonkost van de EU heeft. Uit cijfers van het sociaal secretariaat van Securex blijkt bovendien dat de loonkost per effectief gewerkt uur voor Belgische werkgevers in het afgelopen jaar met 7,9% toenam. Dat is vooral te wijten aan de hoge mate van tijdelijke werkloosheid: werknemers werkten minder uren, maar de vaste looncomponenten bleven wel doorlopen. Bovendien pasten bepaalde werkgevers voor hun medewerkers in tijdelijke werkloosheid het nettoverschil bij tussen hun gebruikelijke loon en de tijdelijke werkloosheidsuitkering. Securex stelde wel een daling vast van de totale loonkost per werknemer (-2,15%) en per FTE (-2,46%) per maand.
Volgens Heidi Verlinden, HR Research Expert bij Securex, ligt de verklaring minstens deels bij tijdelijke werkloosheid: « Omdat werknemers aanzienlijk minder uren werkten door een spectaculaire stijging van tijdelijke werkloosheid, maar tegelijk vaste looncomponenten zoals dubbel vakantiegeld, voordelen in natura en de eindejaarspremies bleven doorlopen, steeg de loonkost per effectief gewerkt uur.”
Voor Stijn Baert, professor arbeidseconomie (UGent), is vooral de hogere loonkost per gewerkt uur relevant: « Dat de totale loonkost per werknemer daalde, is een logisch gevolg van de terugvallende vraag naar goederen en diensten in onze economie tijdens de coronacrisis. Als je minder moet produceren, heb je minder arbeidsuren nodig. Het is echter de loonkost per gewerkt uur waarmee Belgische bedrijven de competitie met hun buitenlandse concurrenten moeten aangaan. Als die minder steeg in het buitenland, kenden onze bedrijven een competitief nadeel. »
Verschillen tussen statuten, bedrijfsgrootte, sectoren en regio’s
De felste loonkoststijging situeerde zich bij bedienden. In België steeg de loonkost per effectief gewerkt uur in 2020 bijna dubbel zo sterk voor bedienden dan voor arbeiders (+9,2% t.o.v. +5%).
Securex constateert voor 2020 ook een sterkere stijging van de loonkost per gewerkt uur in grote ondernemingen. Bedrijven met 500 tot 1000 werknemers kenden immers de sterkste stijging in tijdelijke werkloosheid, en daardoor ook een grotere stijging van hun loonkost per gewerkt uur (+16%).
Daarnaast stelde Securex ook in sommige sectoren een bovengemiddelde stijging vast van de loonkost per gewerkt uur: met name in de socio-culturele sector (+35%), in de sector van internationale handel, vervoer en logistiek (+13%), in de voedingsindustrie (+13%), bij non-food winkelbedrijven met verschillende filialen (+12%) en in de voedingswinkels (+12%). Deze stijgingen kunnen verklaard worden door de hoge graad van tijdelijke werkloosheid in de socio-culturele sector en de niet-essentiële winkels. In de socio-culturele sector en de voedingsnijverheid was bovendien meer kort absenteïsme vast te stellen (+16% en +22%). Tijdens kort absenteïsme (van minder dan 1 maand) blijft de werkgever instaan voor het loon van zijn afwezige werknemer.
Op regionaal vlak steeg de loonkost per gewerkt uur significant in Vlaanderen en Wallonië (+7,3% en +6,5%), maar vooral in Brussel (+11%). Daar zijn twee verklaringen voor. In verhouding tot andere gewesten telt het Hoofdstedelijk Gewest meer bedienden en meer vertegenwoordiging van de socio-culturele en dienstensectoren. In Brussel steeg bijvoorbeeld de loonkost in de socio-culturele sector met liefst 55% per gewerkt uur (t.o.v. +35% in het hele land).
Iris Tolpe, Partner bij Securex Consulting: “Ondanks de maatregelen van de overheid is de internationale competitiviteit van onze bedrijven mogelijk gedaald. En omdat tijdelijke werkloosheid bovendien gelijkgesteld werd voor vakantiegeld zal de druk op loonkost ook in 2021 hoog blijven. Het is belangrijker dan ooit dat werkgevers de loonkost goed in de gaten houden en maximaal beheersen om competitief te blijven.”
Over het onderzoek
Deze resultaten zijn gebaseerd op data van het sociaal secretariaat van Securex. De steekproef voor deze loonkoststudie telt 15.025 ondernemingen en 93.001 werknemers in de privésector. Er zijn enkel belastingplichtige werknemers opgenomen die volledig onderworpen zijn. Studenten maken dus geen deel uit van de steekproef. Ook flexi-jobs, mindervaliden, gesubsidieerde contractuelen, en werknemers op forfait of fooien zijn niet opgenomen. De ondernemingen tellen maximum 1000 werknemers en enkel diegene die in België werkzaam zijn.
Deze evoluties werden onderzocht voor een stabiele groep werknemers: d.w.z. de werknemers die van januari 2019 tot december 2020 bij dezelfde werkgever in dezelfde job aan het werk waren. Onderzochte evoluties binnen sectoren – die zijn afgeleid uit paritaire comiténummers – zijn beperkt tot deze met minstens 1000 werknemers in onze steekproef.
Loonkost per gewerkt uur:
Mogelijke maatstaf voor de kost van een prestatie-eenheid, en dus voor de competitiviteit van onze bedrijven. Deze wordt berekend door de loonkost per werknemer voor het gehele kalenderjaar te delen door het aantal gewerkte uren door die werknemer, overuren inclusief.
Loonkost per werknemer:
De som van alle vergoedingen verschuldigd door de werkgever voor een gemiddelde werknemer: brutoloon onderworpen en niet-onderworpen aan rsz-bijdragen (loon voor prestaties en vervangingsinkomens, klassieke premies, enkel en dubbel vakantiegeld, loonbonus, warranten, voordelen in natura,…), patronale lasten (rsz-bijdragen, vakantiebijdrage voor arbeiders, patronaal deel maaltijd- en ecocheques, groepsverzekering, hospitalisatieverzekering,…), netto bijslagen (kosten eigen aan de werkgever, zoals een forfaitaire onkostenvergoeding, fietsvergoeding, telewerkvergoeding,…). Van dat bedrag worden patronale kortingen (doelgroepverminderingen, structurele verminderingen, fiscale kortingen zoals voor wetenschappelijk onderzoek,…) en netto afhoudingen (eigen bijdrage werknemer zoals bij voordelen in natura) afgetrokken.
Aantal gewerkte uren per werknemer:
Alle gepresteerde uren en overuren door een gemiddelde werknemer. Deze prestaties daalden vooral door tijdelijke werkloosheid en meer langdurige afwezigheden door ziekte.
Beschikbare uren:
De beschikbare uren zijn de optelsom van de gepresteerde tijd, ziekte, privéongeval, arbeidsongeval, bevallingsrust, gewettigde afwezigheid, werkloosheid, verlof, feestdagen, thematische verloven, overuren, inhaalrust en andere betaalde of onbetaalde afwezigheden.